Bergen als de Tourmalet, Galibier, Mont Ventoux en Alpe d'Huez spreken iedere sportliefhebber tot de verbeelding. Op de Franse flanken liggen heroïek en tragiek dicht bij elkaar als jaarlijks 's werelds belangrijkste wielerronde, de Tour de France, passeert.

Vaak legden de allergrootste renners uit de wielergeschiedenis in de Alpen en Pyreneeën de basis voor een Tourzege. De meest imponerende overwinningen komen in Triomf en tragiek op de Tourcols aan bod. Denk bijvoorbeeld aan de legendarische klimtocht van René Pottier op de Ballon d'Alsace in 1905. Op een geitenpad - gecultiveerde wegen kende men nog niet - kon de volgauto van koersdirecteur Henri Desgrange niet boven komen. Desgrange moest Pottier laten gaan; hem restte niets anders dan zijn weg te vervolgen op een rammelende kar getrokken door een muilezel.
Maar er zijn ook aangrijpende verhalen. Over de dood van Tom Simpson op de Mont Ventoux, het verdriet van de familie Casartelli na de noodlottige valpartij van hun zoon Fabio in de afdaling van de Portet d'Aspet en de lijdensweg van Carlo Tonon die door een val op de Joux Plane gehandicapt raakte en jaren later uiteindelijk zelfmoord pleegde.

In Triomf en tragiek op de Tourcols vertellen toprenners over hun ervaringen in de Franse bergen. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Ronde van Frankrijk wordt het boek afgesloten met een historisch overzicht van honderd jaar Tour de France.