Voor bijna alles bang geweest is het verhaal van Emma Morgenblatt, geboren aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog als dochter van een Duits-joodse emigrant. Na een onderduikperiode op de Veluwe groeit ze op in met Doris Day als idool. Na een paar jaar in het losbandige wereldje van het postkoloniale Djakarta en het existentialistische Parijs keert ze begin jaren zestig terug naar het linkse studentenleven in Amsterdam, waar liefde en nieuw verworven politieke ideeën tot verwarring en veel drank leiden.
'Ontroerend, nee angstwekkend mooi.' De Groene Amsterdammer
'Lewins stijl is lichtvoetig en krachtig tegelijk. [...] Een bijzonder talent heeft Lewin voor het karakteriseren en levendig oproepen van de romanfiguren.' NRC Handelsblad
'Een prachtig boek.' Karel van het Reve
rec. Deze roman vertelt de geschiedenis van het joodse meisje Emma Morgenblatt, van haar geboorte in 1939 in Den Haag tot ongeveer 1965. Het is het verhaal van een door de oorlog uit elkaar gerukt gezin, dat zich na de oorlog herenigt. Emma komt in huis bij haar strenge, joodse tante. Nergens kan ze aarden, overal is ze een buitenstaander. De roman geeft een goed tijdsbeeld van een ontworteld opgroeiend meisje eind jaren 50, begin jaren 60. In linkse kringen verkerend, maakt ze de politisering van het studentenleven van nabij mee. Aan drank gaat ze ten slotte ten onder. Hieraan vooraf gaat de geschiedenis van de verstrooide Russisch-Duitse voorouders van Emma. In het korte derde gedeelte is Emma opgenomen in een joods opvanghuis. De roman psychologiseert niet en is nergens dramatisch of sentimenteel, maar lijdt wel enigszins aan het euvel alles te willen vertellen. Dit levert een los verbonden verhaalvorm op, chronologisch geschreven in een laconieke, afstandelijke vertelstijl.