Deze pakkende autobiografie van de enige buitenlander die opgroeide in de beslotenheid van het ondoordringbare machtscentrum van de Chinese leiders, geeft een uniek portret van de bijna mystieke figuren die leiding gaven aan de communistische revolutie.

In 1956 werden de 8 jaar oude Sirin en haar 12 jarige broer Warnwai in het geheimen naar China gestuurd als blijk van goede wil van de politieke elite van Thailand. Zij vormden een levende brug tussen de beide landen in een tijd waarin Thailand zich openlijk vijandig opstelde tegenover China. Sirin werd de beschermelinge van premier Zhou Enlai en tot zijn dood in 1976 onderrichtte Zhou haar in de Chinese cultuur en traditie. Ze leerde de legendarische oprichters van het communistische China kennen: Zhu De, de vader van het rode leger, Chen Yi de minister van Buitenlandse Zaken en president Lui Shaoqi. Sirin zag Mao Zedong bij veel officiele en informele gelegenheden, en een van de naaste medewerkers van Zhou werd haar vader. De kinderen van die leiders werden haar vrienden, van wie velen in later jaren een prominente plaats in China gingen innemen. In 1966 werd het bevoorrechte wereldje waarin Sirin leefde uiteengereten door de Culturele Revolutie. Ze werd gedwongen, voor Radio Peking, haar broer en haar vader openlijk af te vallen. Omdat Zhou Enlai zelf aan hevige kritiek bloodgesteld werd, kon hij haar alleen helpen door haar op het platteland te laten onderduiken. Daar en later in een fabriek in peking leidde Sirin een leven dat veel harder en veel meedogenlozer was dan ze zich ooit had kunnen voorstellen.