Deze titel kan niet worden besteld.
Deze titel kan nu niet besteld worden. Probeer het later opnieuw

Geyl, prof.dr. P. - Amerikaanse figuren

Schrijver:
Titel: Amerikaanse figuren
Taal: Nederlands
Uitgever: Wereldbibliotheek, Amsterdam/Antwerpen
Bijzonderheden: 1961, 118 pp. Gebonden, ingenaaide WB-pocket
Prijs: € 4,75 (Excl. verzendkosten)
Meer info:
In zeer goede staat.
Pieter Catharinus Arie Geijl, (1887-1966) was een Nederlands hoogleraar geschiedenis, eerst aan de Universiteit van Londen, later aan de Universiteit van Utrecht. Voor publicaties in Angelsaksische landen gebruikte Geijl de spellingvariant Geyl, omdat de ij onbekend is in het Engels.

Naast Huizinga is Geyl de tweede historicus in ons land die een grote internationale reputatie verwierf. Toch is er wel eens twijfel uitgesproken over de duurzaamheid van zijn werk. L.J. Rogier wees erop dat zijn omvangrijke oeuvre doortrokken is van een polemische toon die wellicht minder voor volgende generaties zal betekenen, voor wie de objecten van die strijdschriften overwonnen en vergeten figuren zijn. Dat is mogelijk, maar het doet aan het verfrissende van Geyls optreden en aan de nieuwe impulsen die hij het historisch onderzoek verstrekte niet af. Zijn kracht als geleerde was wellicht zijn vermogen tot concentratie op enkele onderwerpen als het Groot-Nederlandse verleden, de verhoudingen tussen Oranje en regenten, de ontrafeling van de weeffouten in schoonschijnende historische constructies als die van Toynbee, die aan zijn grote schriftelijke nalatenschap eenheid en structuur verlenen -een erfenis die het mogelijk maakt hem te karakteriseren als de laatste van de grote negentiende-eeuwse historieschrijvers.

Interessant is zijn revisionistische kijk op de Nederlandse geschiedenis, waarbij hij de breuk met de Zuidelijke Nederlanden niet aan culturele verschillen toeschreef, maar aan ‘toevallige’ geografische omstandigheden (waardoor de opstand boven de rivieren kon slagen en daar beneden niet). De Oranjes speelden daarbij volgens hem een dubieuze rol. De orangisten hadden de rol van het Koningshuis in de nationale geschiedenis enorm opgeklopt en nooit willen erkennen dat daarin ook veel slappe figuren zaten.

Om deze 'liberale' geschiedopvatting werd Geyl vooral gewaardeerd in de Angelsaksische landen. Diverse van zijn werken werden in het Engels vertaald of rechtstreeks in die taal geschreven; in de jaren veertig, vijftig en zestig bracht hij enkele succesvolle bezoeken aan de Verenigde Staten, en in de loop der jaren mocht hij er ook enkele eredoctoraten in ontvangst nemen.

Geijl was voorstander van een Groot-Nederland, dat zou moeten bestaan uit Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika, en pleitte daarom voor samenwerking op het gebied van de taal en cultuur. Zijn sympathie voor de Vlaamse Beweging hangt hiermee samen, en was ook consequent in het licht van zijn werk Geschiedenis van de Nederlandse stam, waaruit eveneens een grootnederlandse opvatting blijkt.

Vlaanderen en de Groot-Nederlandse problematiek vormen te zamen een kernthema in Geyls werk. Een ander terugkerend motief behelsde een niet minder belangrijke revisie van de Nederlandse historie, en wel de rol van de Oranjes en hun verhouding tot de regenten onder de Republiek. Die herwaardering bleek nog niet zo sterk in het boek dat hij 1924 publiceerde, en dat de verhouding tussen Willem IV en Engeland tot 1748 beschreef op basis van voornamelijk Engelse archivalia. Veel radicaler kwam dit naar voren in het boek dat in 1939 verscheen onder de titel Oranje en Stuart (overigens gedeeltelijk een bewerking van artikelen over dit thema). Met al de warmte van zijn overtuigingskracht bracht Geyl hier op tafel dat zowel de rol van de regenten als die van de Oranjes gemeenlijk verkeerd beoordeeld was. De eersten waren niet zo maar wat zelfzuchtige lieden, die, gedreven door lage koopmanslust, zich om het landsbelang niet bekommerden. En het Oranjehuis was niet zo onbaatzuchtig voor de nationale zaak opgetreden als de mythe wel wilde: in feite waren de Oranjes onder de Republiek veel meer partijhoofd dan afzijdige regeerders, en zij zagen er soms niet tegenop aan het landsbelang voorbij te gaan ten gunste van hun eigen huis. Hoewel feitelijk onweerlegbaar wat de algemene strekking ervan betreft, veroorzaakte ook dit betoog van Geyl de nodige beroering in de vaderlandse historische wereld. Een samenhangend thema in zijn werk bracht dan nog een nieuwe waardering en belangstelling voor de democratische onderstroom in de Republiek, zoals die in 1672, in 1747-1748 en in de patriottentijd tijdelijk naar boven was gekomen. Wat de patriotten aangaat richtte Geyls kritiek zich vooral op H.T. Colenbrander, die de hervormers van 1780 als Franse 'marionetten' had gebrandmerkt. Geyl gaf daartegenover een positiever beeld in zijn boekje over De Patriottenbeweging 1780-1787 (1947).

In 1914 aanvaardde hij een correspondentschap in Londen voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Hij viel met zijn neus in de boter: kort na zijn aankomst in Londen brak de Eerste Wereldoorlog uit. Geyl was geen afstandelijke correspondent. Hij koos voluit partij voor de Engelsen. Maar hij koesterde tevens sympathie voor de Ieren, die in 1916 hun nationalistische aspiraties kenbaar maakten. Nationalisme was Geyl niet vreemd, al nam die bij hem een eigen, Groot-Nederlandse gedaante aan. Na een bezoek aan een studentencongres in Gent in 1911 raakte Geyl in de ban van de Vlaamse beweging. Hij streed niet alleen voor gelijkberechtiging van het Vlaams in België, hij ging een stap verder en meende dat Vlaanderen op basis van taalverwantschap bij Nederland behoorde maar daarvan door de grillige loop van de geschiedenis was gescheiden.

Geyl steunde het Vlaamse nationalisme en bleef heel zijn leven een aanhanger van de Groot-Nederlandsche gedachte. In zijn visie, uiteengezet in talrijke (vaak goedbetaalde) artikelen en zijn nooit voltooide De Geschiedenis van de Nederlandsche Stam (zes delen tot 1798), moest ook Zuid-Afrika daar deel van uitmaken. Geyl was een nationalist, maar in culturele, linguïstische zin. Hoewel de stam een biologische invalshoek doet vermoeden, was hij dat juist niet. Van het nazisme, dat van mystiek Germaans superioriteitsgevoel en rassenwaan was doortrokken, moest hij niks hebben. Ook de NSB wees hij af. Zijn Groot-Nederlandsche ideeëngoed, waarbij hij ruimte hield voor het Franstalige deel van België, was misschien ook ‘te groot’ en te idiosyncratisch voor een bekrompen uitleg. Geyl zag ook met leedwezen aan hoe het Vlaamse nationalisme in de jaren dertig steeds meer met de Duitse nazi’s heulde en waarschuwde daar al vroeg tegen.

In de jaren dertig stond Geyl al bekend om zijn felle anti-Duitse houding, zodat het geen verbazing wekte dat hij in oktober 1940 werd gearresteerd. Hij belandde eerst in Buchenwald (tot november 1941) en verbleef daarna een jaar in het grootseminarie in het Brabantse Haren, tot hij werd overgebracht naar het nabijgelegen Sint-Michielsgestel. In februari 1944 werd hij vanwege gezondheidsproblemen vrijgelaten. Na de oorlog pikte hij zijn hoogleraarschap in Utrecht weer op en raakte opnieuw in felle discussies verwikkeld, onder andere op de BBC-radio met de beroemde Britse historicus Arnold Toynbee, die door de pragmaticus Geyl een deterministische geschiedopvatting werd verweten. Daardoor verwierf Geyl, die het twistgesprek volgens de meeste luisteraars won, ook in Engeland grote bekendheid.

De oorlog die in 1940 over Nederland losbrak betekende niet aanstonds een keerpunt in Geyls leven. Maar zijn verzet tegen het Duitse totalitarisme had hem toch zozeer op de voorgrond gebracht dat hij op 7 oktober 1940 samen met een honderd andere vooraanstaande Nederlanders als gijzelaar werd geïnterneerd. Dat geschiedde eerst in Buchenwald, later in diverse Nederlandse gijzelaarskampen.

Om zijn kritiek op het nazibewind tijdens de bezetting werd Geijl vastgezet in concentratiekamp Buchenwald, maar hij werd later overgeplaatst naar verschillende kampen in Nederland, waaronder kamp Sint-Michielsgestel. Daar was hij een van de Heeren Zeventien-gijzelaars. Toen hij in 1944 om gezondheidsredenen werd vrijgelaten, zocht hij direct contact met het verzet.

Na de bevrijding, en met de hervatting van zijn hoogleraarschap, brak een drukke tijd aan van reizen en publiceren. Als publicist trad hij op de voorgrond als bestrijder van A. Toynbee, wiens constructie der geschiedenis volgens Geyl de veelheid van verschijnselen in een onaanvaardbaar patroon samenwrong. Onversaagd richtte hij zich in deze jaren tegen Toynbee en tegen diens Nederlandse verdediger Jan Romein, en kwam hij op voor een geschiedbeeld dat recht zou doen aan de vele keuzemogelijkheden die de mens steeds tegenover zich vond. Daarmee samen hing zijn afkeer van elke 'geleide' vorm van geschiedschrijving, of die nu onder marxistisch of nationaal-socialistisch vaandel plaats vond. De geschiedschrijving was voor Geyl het kenmerkende menselijke bedrijf van zoeken naar waarheid zonder vooroordeel en toeleg. Daarbij moest men de variëteit van meningen en mogelijkheden geen geweld aandoen.

Om deze 'liberale' geschiedopvatting werd Geyl vooral gewaardeerd in de Angelsaksische landen. Diverse van zijn werken werden in het Engels vertaald of rechtstreeks in die taal geschreven; in de jaren veertig, vijftig en zestig bracht hij enkele succesvolle bezoeken aan de Verenigde Staten, en in de loop der jaren mocht hij er ook enkele eredoctoraten in ontvangst nemen. Aan andere eerbewijzen ontbrak het hem evenmin: binnen- en buitenlandse onderscheidingen volgden elkaar op.
Verder lezen

Van Slingelandt uit Den Haag

particulier

Logo Van Slingelandt

De verkoper zal binnen 3 werkdagen contact met u opnemen om de koop verder af te handelen.