Een fraaie en kleurrijke uitgave over vrouwen met een passie voor tuinen in vijf thematische hoofdstukken. Over zes vorstinnen die met hun tuinen naam hebben gemaakt, zoals Catharina de Medici met haar kasteeltuin bij Chenonceau aan de Loire. Over vrouwen die zich pioniers toonden en juist wel zelf tuinierden. Over schilderessen en schrijfsters met een voorliefde voor bloemen en planten, zoals de bekende Beatrix Potter, die een boerderij kocht in het Lake district en daar een schitterende tuin aanlegde, hoewel ze nooit eerder getuinierd had. Aan de hand van deze tuiniersters krijgt men ook een goed beeld over de ontwikkeling van de gecultiveerde natuur en van de vele functies van een tuin (statussymbool, toevluchtsoord, bron van inspiratie). Foto's en illustraties van allerlei planten en bloemen verlevendigen de verhalen over de vrouwen. Achterin een lijst met de adressen van te bezoeken tuinen en een naamregister. Een mooi boek voor mensen die van tuinieren houden, maar ook voor hen die genieten van het wandelen door deze parkachtige historische tuinen.

Tuinminnende vorstinnen die aan de orde komen zijn: Catharina de Medici, Wilhelmina van Bayreuth, Keizerin Cixi, Loviska Ulrika van Zweden, de hertogin van Osuna, vorstin Lucie van Pückler-Muskau en Joséphine de Beauharnais. In de sectie over tuinontwerp vinden we: Jane Loudon, Gertrude Jekyll, Beatrix Jones Farrand, Beth Chatto en een hoofdstuk over de eerste opleidingen tot hovenier voor jonge vrouwen in Engeland. Een sectie van het boek is gewijd aan rozen. De plantenschilderessen die behandeld worden zijn: Anne Vallayer-Coster, Maria van Oosterwyck, Maria Sibylla Merian, Marianne North, Margaret Mee, en Georgia O'Keefe. Bij de de schrijfsters met liefde voor de natuur worden behandeld: Beatrix Potter, Elizabeth von Arnim, Sidonie-Gabrielle Colette, Edith Wharton en Vita Sackville-West. Als hoveniers voor de toekomst worden Gabriella Pape en Isabelle Van Groeningen genoemd.