John Dillinger, Bonnie & Clyde, Pretty Boy Floyd, Machine Gun Kelly, Baby Face Nelson en Ma Barker: in begin jaren dertig stonden in de Verenigde Staten de kranten bol met verhalen over deze criminelen, en staat de periode 1931-1935 bekend als het 'Public Enemy-tijdperk'. Het leidde tot de oprichting van de FBI, die alles in het werk stelde om John Dillinger en Co te arresteren.

John Dillinger was een charismatische bankovervaller, en niet te stoppen voor de FBI: hij ontsnapte meerdere malen uit de gevangenis en was geliefd bij het grote publiek, dat geen medelijden had met diezelfde banken die het volk in de Grote Depressie hadden gestort door hun wanbeleid. De bende van Dillinger omvatte onder meer de sociopaat Baby Face Nelson en was niet alleen geliefd bij het volk maar trok ook de aandacht van een eenvoudig opsporingsbureau: de FBI.

Haar leider J. Edgar Hoover gebruikte Dillinger om zichzelf en zijn bureau landelijk op de kaart te zetten, door hem tot Public Enemy Nummer 1 uit te roepen. Hoover en zijn trouwe adjudant Melvin Purvis werden echter door Dillinger keer op keer voor gek gezet en tijdens vuurgevechten dolven ze het onderspit.

Pas na het inzetten van een enorme politiemacht, de beruchte Lady in Red en onderwereldbaas Frank Nitti kon men Dillinger te pakken krijgen: op 22 juli 1934 bezocht John Dillinger de film Manhattan Melodrama in een bioscoop in Chicago samen met zijn vriendin Polly Hamilton en Ana Campanas. Campanas, die uitzetting boven het hoofd hing, had de politie echter getipt. Eenmaal buiten opende de politie het vuur op Dillinger.