'Dit boek pretendeert niet om behalve de afgedrukte portretten, ook de geschreven portretten van schrijvers uit de jaren zestig te leveren.
In dit boek schrijf ik (weer) voornamelijk over mijzelf en deze bladzijden bevatten waarschijnlijk meer autobiografische stof dan ik tot nu toe ooit gebruikte.
Het gaat over mijn ontmoetingen met schrijvers en het zegt iets over de indruk die zij al of niet op mij maakten. Ze brachten me soms vriendschap, soms onverschilligheid, plezier of ergernis. Iemand bracht wel eens een diepe kras aan in mijn leven maar even vaak was het contact niet meer dan het langsstrijken van een veertje.

Aan het werk van deze mensen bewaar ik meest goede herinneringen: Carmiggelt, die een anekdote uit mijn leven omsmeedde tot een amusant stukje tekst, Clara Eggink en Jacques Bloem, gastvrijheid verlenend op hun boerderij in Kalenberg. Gerard Reve, mijn huisbaas in de Jordaan. Beb Vuyk bij wie ik een kamer huurde in haar huis aan de Vecht. Margaretha Ferguson, kameraad uit mijn Indische jeugd. Victor van Vriesland, die bij mij in het panel van Hou je aan je woord zat. Bertus Aafjes, die alle brieven voor mij verbrandde die beter niet gelezen konden worden door het nageslacht. Maar ook Hella Haasse, met wie ik in Batavia op de Elcee-club was, Remco Campert, Simon Vinkenoog, Harry Mulisch en veel andere schrijvers die ik in de jaren zestig tegen het lijf liep. Ik herlees hun boeken en dan staan zij weer om mij heen zoals toen.'