Mensen met psychische problemen kunnen bij de ggz terecht. Mensen met een trauma, een psychisch probleem dat jarenlang is 'ingesleten', dragen extra ballast en zijn vaak moeilijker behandelbaar. Maar hulpzoekenden met een trauma na seksueel misbruik vragen wel het uiterste aan expertise en empathie van de behandelaar, omdat ze niet alleen 'gewond' maar ook afhoudend en sceptisch zijn geworden. Niet zo verwonderlijk dat niet eerder een Nederlands handboek over deze problematiek is gemaakt:. Elke therapie eist veel energie van beide partijen op. De cliënt staat voorop. Bovendien heeft de wetenschap tijd nodig gehad om de controverse over 'traumatische amnesie' versus 'false memory' te boven te komen. De verschillende hoofdstukken bieden een 'state of the art': theorievorming, methoden, technieken, resultaten van onderzoek. Op veel fronten in deze materie is geen evidence based-therapie voor handen maar natuurlijk refereren de auteurs steeds aan pogingen tot klinische consensusvorming. Tezelfdertijd is er sprake zijn van een optimale probleemgeoriënteerde aanpak ,met directe toepassingsmogelijkheden voor de praktijk van de hulpverlening. Daartoe is per hoofdstuk met name adequate casuïstiek worden ingelast. Waar relevant is het actuele 'fasemodel' in het therapeutische proces zichtbaar gemaakt. Auteurs nemen alle ruimte voor het beschrijven van hun klinische ervaringen: valkuilen, dilemma's, concrete oplossingen.
De optelsom van de verschillende hoofdstukken vormt aldus een transparante methodiek anno 2002 van psychotherapeutische hulpverlening na seksueel misbruik [zowel van type 1 (recent; eenmalig) als type 2 (complex)]. Zo'n twintig jaar nadat 'hulp na misbruik' een issue werd in de vakliteratuur wordt het hoog tijd voor een Nederlandstalig specialistisch handboek over de effecten van seksueel misbruik op het slachtoffer en de professionele steun die geboden moet worden bij een verstoorde beleving van lichamelijkheid, interpersoonlijke grenzen en seksualiteit. Nederland telt nogal wat wetenschappers en clinici van naam op dit gebied; ze werken gelukkig ook aan dit handboek mee.
Met bijdragen van: N.J. Nicolaï, P.J. Draijer, B. Ensink, O. van der Hart, M. van Gerven, A. van Engen, M. Höing, I. van Wesenbeeck, G. Vanaerschot, M. Kindt, A. Arntz, M. Gerritsen, E. ten Broeke, A. de Jongh, S. Boon, K. de Ridder, M. van Aken, I. Breukel, M Famaey, M. Thunissen en S. Visser.