De herdersjongen Manis redt het zigeunermeisje Linori uit het moeras. Hij brengt haar onder bij Babelin, een vrouw die verdacht wordt van hekserij. Als Babelin tot de brandstapel wordt veroordeeld, moeten Martis en Linori vluchten.
Ze sluiten zich aan bij een gezelschap reizende kunstenmakers.
De gebeurtenissen volgen elkaar daarna snel op. Martis en Linori trekken van stad naar stad.
Dit boeiende en vol vaart geschreven verhaal geeft behalve een goed beeld van het dagelijks leven in de Middeleeuwen inzicht in de maatschappijstructuur van die tijd.
De pers over Zitelmann:
"Het werk van Zitelmann steekt met kop en schouders uit boven de doorsnee produktie. Wij hebben hier ontegenzeggelijk te maken met een grootmeester in het genre". - Jeugdboekengids

Het boek telt 191 bladzijden, en is opgedeeld in 7 hoofdstukken en een nawoord. Het verhaal speelt zich af in de Middeleeuwen, in 1247.

Samenvatting
Martis is een herdersjongen die opgegroeid en opgevoed is in een klooster. Zoals elke dag gaat hij de schapen hoeden op een nabijgelegen alm. Plots ziet hij beneden in het moeras iets witachtig liggen. Martis denkt dat dit een schaap is. Hij gebiedt zijn 2 honden om de kudde bij elkaar te drijven, en Martis loopt naar het moeras. Als hij daar aankomt ziet hij dat het witachtige niet een schaap was, maar een meisje. Aangezien Martis een bochel heeft, naar Babelin te brengen. Babelin wordt in het nabijgelegen dorp beschouwd als een heks, maar Martis gelooft dit niet. Na een paar dagen gaat hij het meisje, Linori, opzoeken en er groeit een liefdesrelatie tussen hen.