Kinderopvang is – momenteel voornamelijk nog in de voorschoolse periode – in snel tempo uitgegroeid tot de belangrijkste professionele opvoedingsomgeving en omvat veel meer dan een oppasplek buitenshuis waar ouders hun kinderen een paar uur kunnen onderbrengen.
In de praktijk gaat het immers vaak om meerdere dagen of dagdelen per week, over een periode van vele jaren. Er is de laatste tijd dan ook steeds meer aandacht gekomen voor de pedagogische aspecten van kinderopvang. De leidster en haar relatie met het kind en het realiseren van kindgerichte doelen zijn inmiddels centrale thema’s in de discussie over de kwaliteit van kinderopvang.
Kinderopvang is eigenlijk geen ‘opvang’ maar opvoeding. Dat is de centrale stelling in dit boek, waarbij ouders, leidsters, directie en bestuur van kinderdagverblijven voor de vraag komen te staan hoe deze opvoeding het best kan worden georganiseerd en vormgegeven. Het welbevinden van de kinderen dient daarbij het uitgangspunt te zijn.

Dit boek beoogt een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van de kinderopvang. Het is grotendeels gebaseerd op het onderzoek ‘Flexibele kinderopvang, welbevinden van kinderen en kwaliteit van opvang’ van de afdeling Algemene en Gezinspedagogiek van de Universiteit Leiden. Naast flexibele kinderopvang komen ook onderwerpen aan de orde<> als de kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven, het welbevinden van<> de kinderen, het temperament van kinderen en het belang van stabiliteit<> binnen de kinderopvang.
Figuren, studievragen en kernbegrippen maken deze inleiding uitermate geschikt voor gebruik in het onderwijs aan toekomstige werkers in de kinderopvang, maar ook voor in het kader van na- en bijscholing.