De klassieke Spaanse schrijvers zijn springlevend; niet alleen worden zij nog veel gelezen en vertaald maar zij oefenen tot op de dag van vandaag grote invloed uit op Spaanse en Spaans -Amerikaanse schrijvers als Juan Goytisolo en Jorge Luis Borges. De bakermat van de Spaanse literaire traditie is de zestiende en vooral de zeventiende eeuw: de Gouden Eeuw van de Spaanse literatuur. Zonder een dorre opsomming van namen, titels en stromingen te geven, biedt Erik Coenen een overzicht van de literatuur van de Renaissance en de Barok. Aan de hand van het werk van een tiental auteurs schetst hij de ontwikkeling van de verschillende genres: de poëzie van Garcilaso tot Góngora en Quevedo, het toneel van Lope de Vega en Calderón, en het proza dat met Cervantes een hoogtepunt bereikt. Ook aan de asceet Fray luis de León, de mystici Theresia van Avilo en Johannes van het Kruis en de filosoof Baltasar Groción wordt uitgebreid aandacht besteed. In zeer beeldende taal vertelt de auteur over leven en werk van deze schrijvers en plaatst ze in hun cultuurhistorische context. De besproken werken worden toegelicht aan de hand van goedgekozen fragmenten waarvan zowel het Spaanse origineel als een Nederlandse vertaling wordt gegeven. Deze boeiend geschreven inleiding in de klassieke Spaanse letterkunde is niet alleen een onmisbaar boek voor wie geïnteresseerd is in de Spaanse klassieke literatuur, maar ook voor wie de achtergronden van moderne schrijvers wil begrijpen.