Samenvatting
Terwijl van de arbeidersbeweging al jaren een meerdelig biografisch woordenboek bestaat, ontbrak tot nog toe een dergelijk goed gestructureerd overzicht van Nederlandse ondernemers. ‘Gelderland en Utrecht’ is het tweede deel van de zesdelige, rijk geïllustreerde serie Nederlandse Ondernemers 1850-1950, waarin de biografieën zijn gebundeld van 300 ondernemers, die zowel zakelijk als maatschappelijk van grote betekenis zijn geweest voor hun stad, regio of zelfs het land. Per deel (regio) worden de 50 belangrijkste ondernemers en ondernemersfamilies beschreven uit de periode dat Nederland omschakelt van een agrarische en op handel gebaseerde economie, naar een industriële samenleving. De hoofdrolspelers in dit veranderingsproces komen in deze serie eindelijk in beeld als groep en als individuen met een menselijk gezicht. Gekozen is voor leidende figuren, die zowel van economische als maatschappelijke betekenis zijn geweest. In de biografieën worden de ondernemers nadrukkelijk gekoppeld aan de geschiedenis van de regio, waarin ook vaak bepaalde sectoren geconcentreerd zijn, zoals bijvoorbeeld de textielindustrie in Twente en de sigarenindustrie in West-Brabant.
Op deze manier wordt de serie zeker ook interessant voor een breed publiek dat geïnteresseerd is in de geschiedenis van de eigen omgeving.
In het deel ‘Gelderland en Utrecht’ komen aan bod:
Gelderland: André de la Porte, Berenschot, Burgers, Daalderop, Deurvorst, Dobbelman(n), Driessen, Hartogs, Henny, Hoytema, Kölling, Mes, Meursing, Meyer, Misset, Van Perlstein, Pleines, De Rooij, Philips, Smit, Stout, Taminiau, Terwindt, Thieme, Wegener, Van Wijck, Wilhelmi
Utrecht: Van Beuningen, Bredero, Bruna, Collignon Eysink, Fentener van Vlissingen, Hamburger, De Heus, Hupkes, Ingenegeren, Kol, Van Leer, Van Lier, Loeb, De Muinck Keizer, Ouwehand Azn, Ribbius Peletier, Schat, Schilte, Van Schuppen, Smulders, Twijnstra

Recensie(s)
Na een eerste deel over ondernemers in Limburg, Brabant en Zeeland* is dit het tweede deel van een in totaal zesdelige serie over ondernemers in Nederland in de periode 1850-1950. Het bevat levensbeschrijvingen van vijftig ondernemers in de provincies Utrecht en Gelderland, en de geschiedenis van hun bedrijf. Als het een familiebedrijf betreft, komen ook de nazaten aan bod. Industriële bedrijven, zoals in de textiel-, metaal- en levensmiddelensector, voeren de boventoon, maar ook bijvoorbeeld de uitgeef- en drukkerijbranche is in beide provincies goed vertegenwoordigd met ondernemingen als Misset, Thieme, Wegener en Bruna. Soms, zoals in geval van directeur Hupkes van de Nederlandse Spoorwegen en directeur Lovink van de Nederlandsche Heidemaatschappij, kan men beter van ambtenaren dan van ondernemers spreken, maar bij hun selectie zal vermoedelijk zwaarder gewogen hebben dat het bedrijf een plaats verdient in de serie. Hoewel het bedrijfsleven in beide provincies op het eerst gezicht behoorlijk divers lijkt, weten de auteurs hier in de inleiding toch een rake karakteristiek van te geven.