Een ongewone roman over het studentenoproer in de Amerikaanse universitaire wereld aan het eind van de jaren zestig.
Twee hoofdpersonen: Dean Bernard Kovell en studentenleider Lenny Pincus. Beiden uiterst intelligent, beiden revulutionair. Maar de inhoud van hun 'revolutie' maakt ze tot vijanden.
In deel I van de roman maken we kennis met Dean Kovell en zijn 'harem' van zes vriendinnen. Zijn 'harem' en zijn liefde voor de ratio hebben het hem mogelijk gemaakt een privé-uitweg te vinden voor de chaotische geestelijke en maatschappelijke problemen die de Amerikaanse samenleving opwerpt.
Deel II bevat het levensverhaal en de uiteindelijke ontsporing van Lenny Pincus, die voortdurend aan zichzelf twijfelt. Hij staat niet aan de kant van de 'proletarische revolutie' met haar vernielingen, verkrachtingen, dwang en massahysterie. Zijn anarchistische, utopische idealen kan hij echter moeilijk aan zijn zwarte en Portoricaanse broeders slijten en om zichzelf te bewijzen dat hij niet alleen literaal en schrijftafeltheoreticus is (zoals Kovell), zet hij zich in voor hun acties. Dat loopt al spoedig volkomen uit de hand: bibliotheken worden gebrandschat, kunstschatten vernield. Lenny vermoordt, als discussiërend, Norman Mailer op waarlijk Maileriaanse wijze. Hij ontvoert tien linkse critici en schrijvers en onderwerpt hen aan een 'heropvoeding in de zin van de revolutie'. Maar uiteindelijk levert een valstrik van zijn eigen kameraden, die hem blijven wantrouwen, hem uit aan de politie.