De aarde omvat de meest uiteenlopende landschappen – de vochtig warme jungle, de blakerende woestijnen, de statige noordelijke naaldbossen, de doodstille bevroren bergtoppen. Overal leven dieren en planten. En overal zijn ze anders. Maar hoe is dat zo gekomen, is dat altijd zo geweest en waarom is dat eigenlijk zo?

David Attenborough laat ons zien in welk landschap welke dieren en planten voorkomen en waarom. Hij vertelt aan de hand van de meest schitterende foto’s iets over de historie en wijst op de aanpassingen die planten en dieren in bepaalde landschappen ontwikkeld hebben om daar te kunnen overleven. Waarom dieren in de woestijn lange oren hebben en dieren een ijskoud poollandschap juist korte.
Hij laat zien dat hetzelfde mechanisme dat de grote verscheidenheid in de dieren- en plantenwereld heeft opgeleverd ook nu nog werkzaam is. Dat in koelhuizen muizenrassen leven met een opvallend dichte pels en dat zelfs de mens zijn aanpassingen vertoont. Zo hebben de autochtone bewoners in de Himalaya 30% meer rode bloedlichaampjes in hun bloed dan de bevolking in het laagland, zijn mensen die van oudsher leven in de zonovergoten landschappen rondom de evenaar zwart en noordelingen blank.

Zonder in doemschrijverij te vervallen maakt hij ons duidelijk hoe wij met onze ogenschijnlijk onschuldige activiteiten catastrofes teweeggebracht hebben in de planten- en dierenwereld. Voorbeelden zijn te halen waarvan de bedreiging voor onszelf veel directer is.
David Attenborough doet dat met mate en brengt ons de bescheidenheid bij die ons past en de zorgvuldigheid die vereist is, maar bovenal laat hij ons zien dat onze planeet leeft… en hoe!