' (...). Wij staan voor een onbegrensd gebied, wanneer wij op het kerkelijk lied vóór en en na de verschijning van Jezus Christus in zijn vollen omgang en diepte zouden willen beschouwen. Het zou ons stellen voor de vraag der Godsopenbaring in vroeger en later tijden; het zouden onderzoek vergen naar de psychische gesteldheid van den Oosterling en van de Westerling, zowel wat den enkeling als wat de gemeenschap betreft; verder zouden wij inzicht moeten verkrijgen in het contact, dat Israël eertijds niet alleen als natie onder natiën, maar ook als volk van God met de cultuurwereld van het oude Oosten onderhield. Het zou noodig zijn, den invloed van den synagogalen zang op het lied der eerste Christengemeente na te gaan, zowel in Judea als in de uitgestrekte missiegebieden van het oude Israël rondom de Middellandse Zee.Maar dat zou nog niet genoeg zijn. Daaraan diende vooraf te gaan naar een mogelijke wijziging van den zang der synagoge bij den zendingsarbeid van het Jodendom vóór den apostel Paulus, door Syrische, Arabische,Egyptische, Romeinschen, Gallische en Spaanschen invloed, en zulk een onderzoek zou moeten worden voortgezet ten aanzien van de vraag of Syrische, Egyptische, Griekse en andere elementen misschien ook zijn opgenomen in het lied, dat de Christenen in het apostolisch tijdperk gezongen hebben. (...)'.

Wat graaft de auteur diep en ver en om dan vervolgens bij het reformatorisch Kerklied uit te komen.
Een studie die helaas niet zo vaak op tafel komt (althans zo lijkt het).