'Ter inleiding
De studie die voor u ligt heeft, zoals elk boek, een voorgeschiedenis. Zij verscheen in voorontwerp eerder in december 1987 in de reeks 'Verkenning en Bezinning'. De omvang van een brochure maakte het toen onmogelijk al het materiaal, dat mij ter beschikking stond, te verwerken. Voortgezette studie leverde mij in de afgelopen jaren daarnaast meer materiaal op, voornamelijk uit de archieven, waarvan het bestaan mij onbekend was. De behoefte om het oorspronkelijke ontwerp hiermee uit te breiden, het hier en daar te herzien en onheldere passages - die ware er meer dan ik zelf vermoedde en waarop mijn critici mij wezen - te herformuleren, resulteerde in deze uitgave in boekvorm.
Diezelfde critici proefden in mijn uiteenzettingen niet alleen teleurstelling, maar ook woede.
Dat klopt ten dele. Overheersend echter was de verbazing, dat het vijfentwintig jaar heeft moeten duren alvorens er een degelijke reactie kwam op de 'Israëlleer' van Karl Barth.
Temeer daar er nog nimmer in de dogmatiek zoveel aandacht aan de verhouding van de kerk tot het volk Israël geschonken was als bij Karl Barth. Het proefschrift van één van Barths prominente leerlingen, Friedrich-Wilhelm Marquardt, dat de stilte tenslotte verbrak,
heette dan ook: "Die Entdeckung des Judentums für die christliche Kirche".
Intussen, werkende weg, dreigde die onderhuidse woede, het gevoel van verbazing en teleurstelling, bij tijd en wijle te gaan overheersen. Hoe zou het ook anders kunnen, waar ik mij als kind van ouders wier bestaan door de komst van Adolf Hitler vernietigd werd, in de periode 1933 - 1945 verdiepte. (...)'.

Bijgevoegd twee krantenartikelen.
Trouw d.d. 23.01.1992: 'Karl Barth gevangen in anti-joodse aversie', prof.dr.C.J. den Heyer
(= bespreking, recensie van deze studie)
Trouw d.d. 01.04.1999: 'De hersens christelijk, de ziel joods', Cokky van Limpt
(= portret van/over René Süss inz. zijn 'herontdekking' van het
Jodendom)