'Voorbericht.
Dat eene "GODSDIENSTLEER VOOR DE JEUGD" reden van bestaan heeft, behoeft geen betoog. De kennis van het Joodsche godsdienstleven behoort in onze godsdienstscholen eene zooveel mogelijk volledige en stelselmatige behandeling te vinden, vooral in onze dagen, nu de beoefening der eigenlijke oude bronnen door allerlei omstandigheden onmogelijk gemaakt of belemmerd wordt. Het werk, dat thans in herdruk verschijnt, wil de kennis van 'Schulchan Aroech' en aanverwante geschriften daar, waar zij onbereik-baar is, althand eenigermate vervangen. Nog veel liever echter wil het die kennis daar, waar zij in beperkte mate gekweekt wordt, bevorderen en aanvullen. Immers, de eerbiedwaardige oude wetboeken van het Jood-
sche godsdienstleven blijven de heilzame bronnen, die in de jaren der meer gevorderde jeugd geopend, ons op onzen gang door het geheele leven van dag tot dag leering en stichting moeten schenken. Hen geheel te vervangen, is even onmogelijk als ongewenscht.
Trouwens, de beste en uitvoerigste werken, oude en jonge te zamen, zullen hunnen beoefenaars wel zeggen, maar niet toonen en nog minder doen gevoelen, wat een innig bewust Joodsch leven beteekent.
Neen, een indrukwekkend voorgaan te huis en een warm, bezield onderricht op de school moeten in getrouwe samenwerking deze heilige taak der opleiding verrichten. En ach! wanneer hier de doode letter de levende daad en het opgewekte woord moeten vervangen. Dat ouders en leeraren het toch begrijpen:
het leerboek van den godsdienst is slechts een gids, een leidraad; maar - werkelijk gaan en toonen der jeugd, waar en wanneer en hoe men als getrouwe belijder of belijderes onzes dierbaren Jodendoms heeft te handelen en op te treden, 'dat moeten zij zelf met het licht hunner genoedelijke leering, met de macht hunner
ernstige vermaning, maar bovenal met den onweerstaanbaren drang van hun eigen indrukwekkend voorbeeld! (...)'.