In deze roman beschrijft Veenhof het leven van de familie Degenaar. Dit verhaal speelt zich af aan het begin van deze eeuw.
De familie Degenaar is eigenaar van een keuterboerderijtje. Ze werken van de vroege ochtend tot de late avond. Maar ondanks hun zwoegen en zuinig zijn, zien ze hun gedoetje achteruitgaan.
Heel de hardwerkende gemeenschap lijdt onder de gesel van de economische achteruitgang. Een rijk mens wordt nog rijker en een arm mens nog armer.
De familie Degenaar heeft veel tegenslagen te verwerken: hun beste koe gaat dood en een totale ondergang dreigt. Ze hebben geen geld meer om hun schuld af te lossen. Moeten ze hun boerderij nu verkopen?
Roef, de twintigjarige zoon, probeert met alle mogelijke inspanning "Klein Brinkhof" te behouden. Vader en zoon degenaar worden gedwongen om in Duitsland te gaan werken. Ze blijven echter ergens in een gehucht vlakbij de grens steken. Daar krijgt de levensloop van Roef en wending. Hij ontmoet daar Riekie Alders, een meisje dat haar hart voor Roef openzet. Roef gaat met de vader van Riekie op het smokkelpad. Ze beleven heel wat en kunnen een paar keer nauwelijks aan de greep van de grenswachten ontkomen.
Thuis is de toestand inmiddels niet beter geworden. Iemand uit het dorp tracht het vee van "Klein Brinkhof" te vergiftigen. Vrouw Degenaar is ten einde raad. Wie zou de dader zijn?
Een ontroerend verhaal, waarin veel historische gegevens zijn verwerkt.