Het ongelooflijke verhaal van een jonge joodse graficus die als onderduiker het leven van honderden mensen redde. In dit spannende en bijna ongeloofwaardige boek schrijft Cioma Schönhaus over zijn bewogen leven in het nationaalsocialistische Berlijn. Hij doet dat met een enorm gevoel voor zelfspot en spanning.
Na de deportatie van zijn ouders in 1942 moet de twintigjarige joodse graficus Schönhaus in Berlijn onderduiken. Aanvankelijk leeft hij van de opbrengst van de verkoop van waardevolle voorwerpen uit de nalatenschap van zijn ouders. Hij komt in aanraking met een organisatie die joodse mensen voorziet van een valse identiteit. Voor die organisatie vervaardigt hij valse papieren en helpt daarmee honderden mensen die ten dode zijn opgeschreven naar het buitenland te vluchten. Zijn vervalsingen zijn geraffineerd - zijn grafische kennis komt hem goed van pas.
Dan wordt de organisatie voor wie hij werkt verraden en gaat de Gestapo naar hem op zoek middels een arrestatiebevel op aanplakbiljetten, met foto en signalement. In de herfst van het jaar 1943 vlucht hij op de fiets, met zelf vervalste reisdocumenten, dwars door Duitsland naar het veilige Zwitserland.
Cioma Schönhaus (1922) is de zoon van Russische emigranten. Hij zat in Berlijn op het Königstädtische Realgymnasium, maar werd in 1937 gedwongen over te stappen naar de middelbare school van de joodse gemeente. Tot 1942 had hij vele beroepen: kleermaker, strijker, knoopsgatmaker, naaimachinemonteur, grondwerker, hovenier en metaaldraaier. Hij woont nog steeds in Zwitserland, van 1953-2000 runde hij er een atelier voor grafiek en communicatie.