In deze meeslepende roman wordt de fascinerende geschiedenis verteld van de in oorsprong Engelse Plantersfamilie Cameron, die wanneer de Verenigde Staten worden gesticht, de katoenvelden van de zuidelijke staat Carolina verlaten moet. De Engelse marine brengt de Camerons met als hun bezittingen, huis en slaven incluis, naar een van de Bahama-eilanden. Daar probeert de familie haar vroegere status te handhaven door een nieuwe plantage op te bouwen. Maar het groeiende verzet tegen de slavernij, de afschaffing daarvan, cholera-epidemieën en, niet in de laatste plaats, de avontuurlijke maar vooral amoureuze escapades van de stamhouders en houdster door breken de aristocratische levensstijl van deze katoenfamilie. Onvergetelijk is de figuur van de dochter Carolina, die weloverwogen de stem van haar hart blijft volgen, maar tegelijkertijd haar eilandrijk met milde en op zijn tijd strakke hand regeert. Haar tegenspeler en partner is de indrukwekkende Juan Cadiz, een aan zee en zon verknochte visser. Met zijn van tijd noch geld afhankelijke inheemse levensstijl, blaast hij de dynastie het volle tropische leven in. Onder de palmen van de Bahama’s veranderen de tijden, en daarmee de wereld. Het verhaal eindigt in de jaren ’20 van onze eeuw. De erven Cameron wijden zich, avontuurlijker dan ooit, aan de levensgevaarlijke, maar lucratieve dranksmokkel naar het droogrgelegde vasteland van Amerika. De dynastie degenereert maar is nog altijd springlevend.