De auteur trekt na een goede voorbereiding samen met zijn partner de stoute schoenen aan. Zij reizen voor een half jaar door Zuid-Amerika. Dit boek geeft een goed beeld hoe het is om met zijn tweeën door dit continent te reizen. Hij rekent af met de overbekende vooroordelen. De mensen lopen niet met revolvers te zwaaien, hebben niet allemaal een snor, houden geen eeuwige siësta en niet op elke straathoek staat een boef. Onbevangen en met een open geest beschrijft hij met de nodige humor de reis en de gewilde en soms minder gewilde reisgenoten.

Het verhaal voert de lezer langs smurfblauwe gletsjers, roze meren vol flamingo’ s, vlindervelden in het moeras, monsterkrabben, een zoutmeer zo groot als half België, reuze sprinkhanen, spookbossen en vele andere natuurfenomenen.

Het boek staat vol leuke wetenswaardigheden. Zo wordt duidelijk wat voor invloed Napoleon Bonaparte en Michiel de Ruyter op dit continent hebben gehad. De politiek van de Wereldbank en de Verenigde Staten met zijn War on Drugs en Europa met zijn landbouwsubsidies hebben desastreuze gevolgen. Columbus blijkt niet alleen maar goede dingen te hebben gedaan, Piet Heyn heeft meer dan alleen de zilvervloot op de Spanjaarden buitgemaakt en Pizarro ging wel heel vreemd om met de geboden gastvrijheid van de Inca’s. Heeft Darwin zijn evolutietheorie wel zelf verzonnen en waarom pleegde zijn kapitein zelfmoord. Na het lezen van dit luchtig geschreven boek krijgt iedereen zin om de rugzak te pakken en er op uit te trekken in Zuid-Amerika.