Het Boeddhisme, van huis uit een oosterse godsdienst, oefent al geruime tijd een grote aantrekkingskracht uit op mensen die in het Westen leven en zijn opgegroeid. Dat geldt ook voor de auteur van dit boek, die theologie studeerde, maar door de jaren heen steeds meer geboeid werd door de inzichten en de levenspraktijk van de Boeddha. Hij bestudeerde boeddhistische teksten en deed oefeningen om het boeddhistisch leven aan den lijve te leren kennen en te verstaan.



Als Boeddhist met wortels in het Christendom is hij overtuigd van de waarde van beide godsdiensten. Zijn boek is geschreven vanuit de optiek van het Tibetaans Boeddhisme, de boeddhistische stroming die in het Westen de meeste aandacht krijgt.

Aan de hand van teksten gidst hij de lezer door het landschap van de twee godsdiensten. Enerzijds gaat het om teksten die het boeddhistische geestelijke pad uiteenzetten voor leken en monniken, voorzien van het onderricht van Sogyal Rinpoche, de auteur van Het Tibetaanse boek van leven en sterven. Anderzijds bespreekt hij bijbelse teksten en teksten van onder meer Augustinus en Franciscus van Assisi.



Wat Hessel Posthuma voor ogen staat is dat het Boeddhisme wint aan maatschappelijke betrokkenheid in de ontmoeting met de christelijke traditie. Omgekeerd kan het christelijk geloof leren van de waarde die het Boeddhisme ziet in het volgen van een geestelijk pad.