Flaptekst : Deze roman speelt voor het grootste deel in de Amsterdamse Jordaan. Dirk van As drijft daar een sigarenwinkel; hij en zijn vrouw zijn om en nabij de vijftig. In de groeiende welvaart na de oorlog hoopt ook dit paar (vooral de vrouw) er 'bovenop' te komen. Ze heeft weinig ontwikkeling maar een goed verstand; haar verlangens naar een beter leven zijn vaag maar bloedwarm. Een zekere welstand zou voor hen bereikbaar zijn, hadden ze niet een onvolwaardige zoon, die veel geld kost. De beide dochters zijn volwassen en getrouwd; Berrie zal altijd een blok aan hun been blijven. Als het verhaal begint, wordt Koos, de vrouw, gearresteerd, verdacht van moord op een twijfelachtige Jordaanse. Dit raakt Dirk anders dan haar: hij, die tot zwaarmoedigheid neigt, ziet in de mensen om zich heen de kennis van het kwaad. Hij ziet tevens in Koos, dat ze gevleid is door de aandacht die op haar valt. Dirk, die haar twee dagen moet missen, voelt zijn wereld met duistere gebieden vergroot en herinnert zich daardoor zijn (onbegrepen) jeugd. Na het sluiten van de winkel doolt hij door de oude stad, de Y-kant lokt hem, het water en de schepen. Koos komt terug, zodra haar onschuld vaststaat, en Dirk vraagt haar die eerste zondag met hem naar. Ermelo te gaan om de zoon op te zoeken. Maar Koos, die op de komst van haar dochters hoopt, wie ze eindelijk eens iets te vertellen heeft, wil niet mee. De vader is niet tevreden over het kosthuis van Berrie; door zijn verdiept besef van het kwaad ziet hij Kouber, Berries baas, met scherpere ogen dan voorheen. - Langzaam dreigt het kwaad hem te verstikken. Het verhaal geeft zijn worsteling daarmee, zijn overwinningen en nederlagen, tegen de achtergrond van Koos, de gezonde, levenslustige, die een beetje verliefd is geworden op de rechercheur van politie, en daardoor - of door een ingeboren 'fatsoen' - een andere man, die belust op haar is, weerstaat. Als de zoon is gestorven, belijdt Koos, die niet kan veinzen, haar opluchting maar tevens haar gehechtheid aan Dirk.