Dit boek is het sluitstuk van de drie boeken waarin Jürgen Moltmann zijn toekomstverwachting heeft uitgesproken. De titel is ontleend aan het eerste hoofdstuk waarin hij uiteenzet wat de grondlijn in zijn theologisch speurwerk is geweest. De opstanding van Jezus wordt hier gedefinieerd met ’opstanding van God’. Dat betekent: als ’verrijzenis’ een geïsoleerde gebeurtenis is rond zomaar eens een man uit
Nazareth, heeft Moltmann er geen boodschap aan. Jezus, en de dood van Jezus, en zijn ’opstanding uit de doden’ interesseren hem omdat in Jezus God tot leven gekomen is.
Wie is dan God? Aan die vraag is dan niet meer te ontkomen. De auteur gaat hem ook niet uit de weg. integendeel, wat Moltmann dit hele boek door doet is teruggaan naar de oorsprong van de menselijke vraag naar God. Die vraag is overal: in toekomstverwachting, in industrie, in geluk, in Auschwitz, in taal, in economische modellen, en als je over al die dingen nadenkt, ook nog in theologie.
Wat is er, wel beschouwd, met Jezus gebeurd? Hij is, van God en alleman verlaten, gestorven aan het kruis. Sindsdien is overal waar Jezus aan het woord gekomen is, de wereld anders en menselijker geworden. Die wereldveranderende kracht noemt Moltmann God. Er is hoop in de wereld gekomen. Die hoop op een nieuwe toekomst in het aanschijn van de dood noemt Moltmann hoop op God.
Mogelijk is dit een utopie. Maar ’utopie’ betekent dan dat hier iemand in een andere wereld gelooft en niet slechts de bestaande wereld verklaart. De God die niet anders is dan de wereld, maar die de wereld verandert, is de God in wie Moltmann hier keer op keer en in vele toonaarden zijn geloof belijdt.