In hetzelfde ogenblik waarop Dries van Leendert van den Braeck geboren wordt, slaat de bliksem in een der vijf oude eiken, die aan de boerderij haar befaamde naam geven. De boer loopt ondanks de slagregens naar buiten om de schade op te nemen. Als hij binnen komt deelt de baker hem mee, dat hij vader is geworden van een zoon, die nog wel met de helm geboren is. Een gelukskind. Vrouwenpraat denkt de boer Leendert. Hij voelt zich niet gerust over die blikseminslag juist op het moment, dat de nieuwe stamhouder zijn intree doet in De Vijf Eiken.

Kleine Dries van Leendert leert al opgroeiende de voorwerpen in de grote herd met zijn geheimzinnige open schouw herkennen, voorts de geluiden en gedragingen der dieren in de potstal, vervolgens het werk op het land. Maar de bittere armoe der zandboeren in het geïsoleerd liggende dorp aan de rand van de Brabantse Kempen leert hij niet kennen, noch het leed veroorzaakt door hardvochtige geldschieters zoals D'n Bult van de Beukenhof, die door de dorpelingen als 'door God getekend' zijn leven lang, en niet ten onrechte, wordt gewantrouwd. De uitvinding van de margarine (de kunstboter) en de kunstmest luiden het nieuwe tijdperk in, dat voor het boerenbedrijf van enorme betekenis gaat worden en boer Leendert van De Vijf Eiken is een der eersten, die de nieuwe mogelijkheden benut en zich achter pater van den Elsen, de Boerenapostel, opstelt, omdat hij inziet dat de boeren alleen door zich te verenigen aan de wurggreep van de geldschieters en de opkopers van nuchtere kalveren kunnen ontworstelen...