Der Schutzumschlag dieses bandes gibt den Originaleinband von Codex Vindobonensis 338 wieder

Um 20 originalgetreue Faksimile-Tafeln aus Cod. Vind. 338 erweiterter Nachdruck der ältesten nach dem Original angefertigten Wiedergabe von König Wenzels Handschrift, Frankfurt, 1697. Ergänzt durch den Nachdruck der dieser Ausgabe von 1697 beigegebenen Übersetzung (Cod. Vind. 2873) und durch den unveränderten Nachdruck des Kommentars zur vollständigen originalgetreuen Faksimile-Ausgabe von Cod. Vind. 338 (Graz 1977, Cod Sel. LX, LX*)

Wichtigkeit und Bedeutung des Codex wurden schon früh erkannt, und der Frankfurter Rechtshistoriker Heinrich Günther Thülemeyer veröffentlichte 1697 unter grossem Aufwand eine kopie der Goldene Bulle, die die Minituren in grossartigen Kupfer stichen wiedergab, und die den Text der Handschrift zeilengleich mit Codex Vindobonensis 338 transliterierte.
(Aus: Vorwort des verlages)

Heinrich Günther von Thülemeyer (auch: Thulemar, Thulemeyer, Thulemeier, Thülemarius; (1654-1714) in Frankfurt am Main; 1698 geadelt) war ein deutscher Jurist, Historiker und Universalgelehrter.
Er war Herausgeber juristischer Sammlungen und eines für einige Zeit maßgeblichen Werkes über die Goldenen Bulle.

In dieser Ausgabe: einerseits Thülemeyers Ausgabe zusammen mit einer seinerzeit von Thülemeyer beigegebenen deutschen Übersetzung der Goldenen Bule aus dem 15.Jahrhundert, einer Edition der Blätter 25r-56v von Codex Vindobonensis 2873, vorlagengeteu wiedergegeben, anderseits werden den Frankfurter Drucken origrinalgetreue Faksimile-Reproduktionen der zwanzig schönsten illuminierten Seiten aus der Handschrift gegenübergestellt.
Wiedergegeben wird hier ebenfalls der Kommentar zu König Wenzels Handschrift der Goldenen Bulle von der Frankfurter Historiker Armin Wolf.
Vor allem liegt der Wert des Kommentars von Wolf darin, dass er über die kodikologische Beschreibung hinaus die Bedeutung von Codex Vindobonensis 338 für die Verfassung des alten Reiches und die Wirkungsgeschichte der Goldenen Bulle darstellt.
Der Kommentar, der auch die ausführlichste bisher publizierte Bibliographie zur Goldenen Bulle enthält

De Gouden Bul van 1356 was een document dat in 1356 door keizer Karel IV werd uitgevaardigd om het kiezen van de Duitse koning of keizer van het Heilige Roomse Rijk te regelen.

Het document wordt “Gouden Bul” genoemd, omdat het zegel van deze oorkonde van goud vervaardigd was. De eerste 23 hoofdstukken werden op 10 januari 1356 afgekondigd in Neurenberg op de Neurenberger Rijksdag. Hoofdstuk 24 tot en met 31 werden op 25 december 1356 afgekondigd in Metz. Het is een van de belangrijkste wetgevende documenten van het Heilige Roomse Rijk en de bepalingen ervan zouden tot het einde van dit rijk in 1806 van kracht blijven.
In de Bul werd bevestigd dat de keurvorsten het recht hadden tol te heffen, recht te spreken, munten te slaan en Joden tegen vijanden te beschermen (tegen betaling), het zogenaamde Jodenrecht. Ook werd de titel voor de wereldlijke keurvorsten erfelijk.

Degene die tot Rooms-Duits koning gekozen was, moest zich vervolgens door de paus tot Rooms keizer laten kronen. Keizer Maximiliaan I noemde zichzelf na zijn koningskroning echter al "gekozen Roomse keizer". De laatste keizerskroning door de paus was die van keizer Karel V in Bologna in 1530.

Historische wet - Heilige Roomse Rijk - 14e eeuw - keizer Karel IV