De Integrale Yoga van Sri Aurobindo en De Moeder berust op het principe dat de mens een overgangswezen is en dat de evolutie niet bij de mens eindigt. De Moeder is deze weg van de Integrale Yoga tot het uiterste gegaan. In haar gesprekken met Satprem, die de basis vormen van dit boek, beschrijft zij de ervaringen en veranderingen die in haar lichaam plaatsvonden vanaf het moment dat de cellen van haar lichaam bewust begonnen te worden en zich begonnen te transformeren. We spreken over de evolutie van het Leven uit de Materie en van het Mentale uit het Leven; maar evolutie is een woord dat slechts een verschijnsel vaststelt zonder het te verklaren. Er lijkt namelijk geen reden te zijn waarom het leven zou evolueren uit de materiële elementen of het mentale uit de levende vorm, tenzij we aanvaarden dat het leven reeds in de materie is géinvolueerd en het Mentale in het leven. De Materie is in diepste wezen een vorm van versluierd Leven en het Leven een vorm van versluierd Bewustzijn. De volgende stap is de erkenning dat het Mentale Bewustzijn zelf slechts een vorm en versluiering is van nog hogere staten van Bewustzijn, voorbij het Mentale. "Het Supramentale", zegt Sri Aurobindo, "brengt een beslissende verandering in de evolutie van het aardse bewustzijn. Feitelijk is het de bewustzijnsverandering die het vermogen zal hebben onze materiële wereld te transformeren. Want de Materie zal moeten veranderen. Dát is het doel van de transformatie, en het zal beginnen met het menselijk lichaam."