Het centrale thema in dit boek is 'bijzonder gedrag'. Wat is bijzonder gedrag?
Wanneer vinden we gedrag afwijkend, abnormaal of probleemgedrag? Hoe 'normaal' zijn we zelf? In het sociaal pedagogisch werk worden begeleiders veelvuldig geconfronteerd met allerlei vormen van probleemgedrag. Soms heeft het bijzondere gedrag van de cliënt te maken met zijn beperking of handicap, soms met een ontwikkelingsachterstand en soms met een problematische of traumatische achtergrond.
Maar wat ook de achtergrond van bijzonder gedrag is, de begeleider 'moet' er iets mee en wordt geacht te handelen. Hij moet een inschatting maken van wat de cliënt wil en nodig heeft; de hulpvraag. Hij schat in wat de mogelijkheden van reageren zijn. Hij kiest voor een of meer interventies. Daarnaast probeert hij de omgeving van de cliënten of bewoners te beïnvloeden door het leefklimaat voor cliënten veilig, sfeervol en uitnodigend te maken.

Je kunt vanuit verschillende modellen kijken naar bijzonder gedrag: het medisch model, gedragsmodel, psychodynamisch model, humanistisch model en het sociale model. Vanuit verschillende invalshoeken krijgt (probleem}gedrag steeds weer een andere betekenis.

Om in de praktijk 'doelgericht agogisch' te kunnen handelen, heeft de begeleider kennis en vaardigheden nodig. Naast literatuur over modellen, verschillende doelgroepen, psychopathologie, leefklimaat en agogisch handelen staan in dit boek veel voorbeelden van praktijksituatie uit allerlei werkvelden. Omdat de sociaal pedagogisch werker, tegenwoordig ook wel genoemd medewerker maatschappelijke zorg, of pedagogisch werker als persoon 'zijn eigen instrument' is, wordt ook een aantal paragrafen besteed aan de begrippen attitude, referentiekader, overdracht en tegenoverdracht. In elk hoofdstuk zijn vragen en opdrachten verwerkt.

Het boek is geschreven voor diegenen die binnen Welzijn individueel en groepsgericht werken.