De bundel is samengesteld door Carel ter Haar en Edward van Voolen.
Met een inleidend verhaal van Martin van Amerongen.

Iets uit de inhoud van deze bundel verhalen.
''Wie deze buurt betrad en met voornaam-domme achteloosheid z'n oog liet heenglijden over die vreemde gestalten, zag slechts de zeer bekende buitenzijde. Alles was daar om handel te drijven, of liever om zo mogelijk iets te verkopen, want wie eigenlijk op die zonderlinge markt kopers waren, bleef een mysterie. Kochten die straatkramers ven elkander? Dreven ze ruilhandel in prullen, lompen en verroeste spijkers? Zo ja, wat 'aten' ze?' Op een van zijn tochten door de negentiende-eeuwse Amsterdam belandt Woutertje Pieterse - de held van Multatuli - in de Jodenhoek, een van de meest levendige delen van de stad. Multatuli beschrijft een detail de handel in de Jodenbreestraat, om de lezer daarna een kijkje te gunnen achter dat gewemel:
de armoede van de bewoners, hun sappelen voor een menselijk bestaan.
In "Verhalen uit joods Amsterdam", (...), zijn vijfentwintig verhalen en fragmenten bijeengebracht van Neder-landse en en naar Nederland uitgeweken Duitse schrijvers waar de geschiedenis van het joodse leven in Amsterdam uit af te lezen is: over de diamantindustrie (Is. Querido); over de armoe onder de joodse schoolkin-
deren (Herman Heijermans); over de joodse begraafplaats in Muiderberg (Marianne Philips); over de stad als toevluchtsoord (Konrad Merz en Egon Erwin KIsch); over de cabarets en cafés rond het Rembrandtplein (Maurits Dekker); over de ingewikkelde familierelaties (Lizzy Sara May); over de oorlog - de dagen vóór de capitulatie (Etty Hillesum) en de deportatie via de Hollandsche Schouwburg (Mary Dorna, Jona Oberski).
De naoorlogse periode wordt beschreven in verhalen van Judith Herzberg, Sera Anstadt en Leon de Winter.
Martin van Amerongen leidt de bloemlezing in met een wandeling door het joodse Amsterdam van nu'.