Dit boek geeft antwoord op de vraag hoe de sterren en sterrenbeelden heten die we in onze streken 's nachts aan de hemel zien staan. Daartoe zijn 48 sterrenkaarten opgenomen: voor elk van de 12 maanden telkens 1 van de westelijke, noordelijke, oostelijke en zuidelijke sterrenhemel. Bij elke sterrenkaart is op de tegenoverliggende bladzijde beschreven welke opvallende sterren, sterrenbeelden, dubbelsterren en sterrenhopen op dat tijdstip in die bepaalde windrichting te zien zijn. Het boek bevat ook een informatief gedeelte. Zonder gebruik te maken van geleerde termen worden hierin begrippen uit de sterrenkunde uitgelegd. Zo komt men te weten wat voor type hemellichamen er zijn, wat een lichtjaar en een spiraalnevel is, hoe groot de afstand is tussen de zon en aarde, hoe men die meet, wat wordt bedoeld met een quasar en een pulsar, enzovoort. In deze geheel herziene editie zijn de opzienbarende waarnemingen over onze planeten verwerkt, die de Voyager 1 en 2 in 1989 deden. Achterin het boek zijn tabellen opgenomen met concrete gegevens over de belangrijkste posities van de planeten tot en met het jaar 2000 (planeten veranderen immers van positie en kunnen dus niet op de sterrenkaarten worden ingetekend), data van zon- en maandverduisteringen tot en met het jaar 2010, diameter, helderheid en afstanden van diverse hemellichamen, getallen betreffende aarde en maan enzovoort.